kaputt

Betekenis

1. destroyed, broken, out of order
2. (colloquial) tired, exhausted

Met koppelteken als

ka‧putt

Uitgesproken als (IPA)

/kaˈpʊt/

Etymologie

17th century, from French être capot (“not having won any trick in a card game”, as in German schwarz sein). Further origin uncertain. Compare Dutch kapot.

Zinnen

Wahrscheinlich ist der Anlasser kaputt .

De starter is waarschijnlijk gebroken.

Weil das Gewinde kaputt ist , wird eine Kontermutter auf der Gegenseite benötigt .

Omdat de draad is gebroken, is een tegenmoeder aan de andere kant nodig.