durchgehen

Betekenis (Engels)

1. (class-7,intransitive,strong) to go through; to walk through
2. (class-7,intransitive,strong) to go all the way (to); to reach as far as
3. (class-7,intransitive,strong) to bolt
4. (class-7,intransitive,strong) to pass; to be accepted
5. (class-7,strong,transitive) to go through; to go over; to read or discuss

Concepten

afleggen

aflopen

doorgaan

gaan door

afbreken

afhakken

afhouwen

afkappen

afslachten

bedaren

bevangen

de moed ontnemen

delven

deprimeren

doden

doodmaken

doodschieten

fnuiken

fusilleren

geruststellen

kalmeren

kappen

kleinmaken

neerdrukken

neerhalen

neerkomen

neerslachtig maken

neervellen

ombrengen

omhakken

omkappen

ontmoedigen

opduikelen

opgraven

overwinnen

putten uit

rooien

slachten

slopen

terneerdrukken

uitgraven

uitputten

vellen

vernederen

verootmoedigen

verslaan

verzwakken

winnen

wippen

zegevieren

examineren

exploreren

nagaan

nakijken

nauwkeurig onderzoeken

onderzoeken

uitvissen

uitzoeken

vorsen

doorkruisen

doorlezen

rijden door

Met koppelteken als

durch‧ge‧hen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈdʊrçˌɡeːən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German durchgān, from Old High German thuruhgān. Equivalent to durch- (“through”) + gehen (“to go”). Cognate with Dutch doorgaan, English go through and obsolete thoroughgo.