dulden

Betekenis (Engels)

1. (weak) to endure
2. (weak) to condone; to tolerate

Concepten

dulden

verdragen

ondergaan

velen

toelaten

doorstaan

lijden

uitstaan

aanzien

tolereren

gedogen

pikken

goedkeuren

toestemmen

aannemen

accepteren

ontvangen

lijden

toegeven

digereren

dragen

harden

verduren

autoriseren

beamen

billijken

goedvinden

laten

permitteren

sanctie

sanctioneren

toestaan

Uitgesproken als (IPA)

/ˈdʊldən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German dulten, dulden, from Old High German dulten, thulten, derived from thult, githult (compare modern Geduld), a verbal abstract of tholēn from Proto-Germanic *þulāną (“to bear, to endure”). The denominal verb forms are originally south-western and spread northward during the Middle Ages (compare Dutch dulden from Middle Dutch gedult). The second -d- is due to voicing after a liquid (as seen in some other words).