angeben

Betekenis (Engels)

1. (class-5,strong,transitive) to indicate, specify
2. (class-5,strong,transitive) to indicate, specify
3. (class-5,dated,strong,transitive) to indicate, specify
4. (class-5,intransitive,strong) to brag, boast, show off
5. (class-5,intransitive,strong) to initiate a game
6. (class-5,intransitive,strong) to initiate a game

Concepten

aangeven

aanbrengen

klikken

verklikken

tentoonspreiden

tonen

vertonen

aanwijzen

laten zien

geven

opbrengen

toebrengen

toekennen

verlenen

uitwijzen

wijzen

voorgeven

melden

aanreiken

aanduiden

doen alsof

voorwenden

doorbrengen

uitduiden

overbrengen

verslaan

verslag uitbrengen

opscheppen

aankondigen

mededelen

verklaren

verdrijven

aanbotsen

aandoen

aandraaien

aansteken

doneren

geduwd worden

inschakelen

schakelen

schenken

uitgaan

uitkomen

uitlopen

uitstappen

uitstijgen

uittreden

zich stoten

een teken geven

kenmerken

kiezen

merken

tekenen

uitkiezen

uitlezen

uitpikken

uitzoeken

verkiezen

afleveren

bestellen

in de steek laten

laten varen

leveren

toevoeren

vergeven

verlaten

weggeven

wegschenken

afdragen

in kennis stellen

meedelen

overgeven

toereiken

verwittigen

bogen

spreken

vertellen

aanklagen

beschuldigen

betichten

citeren

noemen

herplaatsen

terugplaatsen

pochen

uitwijzen

verdrijven

wijzen

etaleren

snoeven

openbaren

veropenbaren

toelichten

uiteenzetten

uitleggen

verhelderen

vertolken

weergeven

verhalen

zeggen

beschrijven

verraden

Met koppelteken als

an‧ge‧ben

Uitgesproken als (IPA)

/ˈanˌɡeːbən/

Etymologie (Engels)

an- + geben