Haushalt

Betekenis

  1. (masculine,strong) household (collectively, all the persons who live in a given home)
  2. (masculine,strong) budget (itemized summary of intended expenditure and expected revenue)
  3. (masculine,strong) housework (domestic chores)
  4. (masculine,strong) balance (between the production and consumption of a biochemical)

Frequentie

C1
Met koppelteken als
Haus‧halt
Geslacht
♂️ Mannelijk
Uitgesproken als (IPA)
/ˈhaʊ̯shalt/
Etymologie

Cognate with English household, Middle Low German hūsholt, Dutch huishouden (earlier huishold). By surface analysis, Haus (“house”) + halten (“to hold”).

Markeer dit

Verbeter je uitspraak

Duits

Begin met het leren van Duits met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " Haushalt " en vele andere woorden en zinnen in Duits .

Ga naar onze Duits cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions