Kreis

Betekenis

1. (masculine,strong) circle
2. (figuratively,masculine,strong) range, scope
3. (masculine,strong) a type of territorial administrative division, district

Geslacht

♂️ Mannelijk

Uitgesproken als (IPA)

/kʁaɪ̯s/

Etymologie

From Middle High German kreiz, from Old High German kreiz, from Proto-West Germanic *krait, from Proto-Germanic *kraitaz. Compare the semantic development of the descendants of Proto-Slavic *krajь (eg. Czech kraj, Russian край (kraj)), *okrǫgъ (eg. Polish okręg, Serbo-Croatian okrug).

Zinnen

Dieser Kreis ist jetzt doch eher ein Osterei geworden .

Deze cirkel is nu een paasei geworden.

Alfred Rosenberg und sein Kreis lehnten ihn ab .

Alfred Rosenberg en zijn cirkel verwierpen hem.

Die Kegel schneiden die horizontalen Kreis ( rot ) aus .

De kegels sneed de horizontale cirkel uit (rood).