Etymology in Duits

Show related words and nodes.

Duits

hier

Verwant aan Zweeds

här

Duits

haben

Verwant aan Zweeds

hava

Duits

da

Verwant aan Zweeds

där

Duits

gut

Verwant aan Zweeds

god

Duits

auch

Verwant aan Zweeds

och

Duits

werden

Verwant aan Zweeds

varda

Duits

sagen

Verwant aan Zweeds

säga

Duits

über

Verwant aan Zweeds

över

Duits

wissen

Verwant aan Zweeds

veta

Duits

leben

Verwant aan Zweeds

leva

Duits

Zeit

Verwant aan Zweeds

tid

Duits

wollen

Verwant aan Zweeds

vilja

Duits

Morgen

Verwant aan Zweeds

morgon

Duits

Tag

Verwant aan Zweeds

dag

Duits

wohl

Verwant aan Zweeds

väl

Duits

Geld

Verwant aan Zweeds

gäld

Duits

Mutter

Verwant aan Zweeds

moder

Duits

natürlich

Verwant aan Zweeds

naturlig

Duits

geben

Verwant aan Zweeds

giva

Duits

gleich

Verwant aan Zweeds

lik

Duits

Recht

Verwant aan Zweeds

rätt

Duits

sollen

Verwant aan Zweeds

skall

Duits

Abend

Verwant aan Zweeds

afton

Duits

Haus

Verwant aan Zweeds

hus