snel

Reikšmė (English)

Adj

fast, quick, rapid

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of snellen:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of snellen:
3. (form-of, imperative) inflection of snellen:

Synonyms

vlug

gauw

gezwind

haastig

spoedig

rap

kwiek

hard

snelle

schielijk

prompt

ras

vlot

in allerijl

bijdehand

luid

welhaast

seffens

aanstonds

🔜

aldra

binnenkort

🔜

dra

🔜

eenvoudig

eerdaags

eerlang

🔜

eerstdaags

gemakkelijk

hevig

listig

oppervlakkig

straks

terstond

uitgekookt

vluchtig

weldra

🔜

Etimologija (English)

Inherited from Vidurio Vokietijos: snel

Inherited from Old Dutch: *snel

In summary

From Middle Dutch snel, from Old Dutch *snel, from Proto-Germanic *snellaz.

Sakiniai

Dat gaat mij eerlijk gezegd een klein beetje te snel .

Tiesą sakant, man tai šiek tiek per greitai .

De ambulance kwam snel om hulp te verlenen .

Greitoji pagalba greitai teikė pagalbą.

De koers is snel gedaald .

Kursas greitai nukrito.

Al is de leugen nog zo snel , de waarheid achterhaalt hem wel .

Nors melas vis dar yra toks greitas, tiesa išsiaiškino.

Autosnelwegen zijn wegen waar je snel kan rijden met je auto .

Grandikai yra keliai, kuriuose galite greitai vairuoti savo automobilį.

Snel schakelde hij de zwaailichten aan en begon de achtervolging .

Jis greitai įjungė mirksinčias lemputes ir pradėjo persekioti.

De deksel van de kist had een sterk slot , maar we konden de scharnieren snel forceren .

Karsto dangtis turėjo tvirtą užraktą, tačiau mes galėjome greitai priversti vyrius.