hen

Reikšmė

Pron

them (object pronoun)

Noun

1. (feminine) hen, female chicken; female of a related species
2. (feminine) a female of the species of birds brooding on the ground
3. (feminine,figuratively) 'bird', colloquial term for a human female

Tariama kaip (IPA)

/ɦɛn/

Etimologija

From Old Dutch hin, from Proto-Germanic *himaz.

Sakiniai

Helaas kunnen wij geen beslissingen voor hen nemen .

Deja, mes negalime jiems priimti sprendimų.

We kunnen hen niet daartoe dwingen .

Mes negalime jų priversti to daryti.

Op haar best verenigt religie mensen en drijft hen niet uit elkaar .

Geriausia religija vienija žmones ir jų nesutampa.

Zo'n netwerk stelt hen ook in staat de kosten te drukken .

Toks tinklas taip pat leidžia jiems sumažinti išlaidas.

De leerkracht maande hen aan om stil te zijn .

Mokytojas paragino juos tylėti.

Overweegt hij voor hen eveneens sancties in welke vorm dan ook ?

Ar jis taip pat laiko jiems bet kokios formos sankcijas?

Een haan en een hen zijn respectievelijk een mannelijke en een vrouwelijke kip .

Gaidys ir vienas yra atitinkamai patinas ir moteriška vištiena.

Laten wij met hen praten en handelscontacten met hen aanknopen , want dat is nodig .

Leiskite mums pasikalbėti su jais ir užmegzti su jais prekybos kontaktus, nes tai būtina.