vatten

Signification (Anglais)

1. (transitive) to grasp
2. (transitive) to grasp mentally, to understand
3. (transitive) to catch, to apprehend
4. (transitive) to catch, to be afflicted with (an infectuous disease)

Concepts

attraper

🪤

saisir

capturer

prendre

arrêter

comprendre

appréhender

agripper

saisir au corps

contracter

encadrer

empoigner

enchâsser

enchatonner

sertir

Synonymes

pakken

grijpen

vangen

beetnemen

vastpakken

beetkrijgen

begrijpen

snappen

beseffen

bevatten

nemen

vastgrijpen

verstaan

inslaan

oprapen

halen

teisteren

oppakken

arresteren

bemachtigen

aanvatten

aangrijpen

vastnemen

opscheppen

afpakken

raken

scheppen

toegrijpen

treffen

bij de lurven pakken

aanhouden

verbeurd verklaren

vernemen

er een handvat aanzetten

waarnemen

weghalen

wegnemen

grissen

in hechtenis nemen

beetpakken

bemerken

afnemen

confisqueren

gewaar worden

graaien

in beslag nemen

in een lijst zetten

inlijsten

konfiskeren

merken

Prononcé comme (IPA)

/ˈvɑtə(n)/

Étymologie (Anglais)

From earlier vaten, from Middle Dutch vaten, from Old Dutch *faton, from Proto-Germanic *fatōną. Equivalent to vat + -en. The short a was introduced by analogy with the uninflected singular form of the noun vat.