wil

(Anglais)

Noun

will

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, second-person, singular, third-person) inflection of willen:
2. (form-of, imperative) inflection of willen:

willen

1. (transitive) to want, desire
2. (modal) to want to, will, be willing to
3. to want to go somewhere (cf. English want in)
4. (conditional, past) to wish, would like, would (as in dated English I would that)

En savoir plus

Opposé de

onwil

Prononcé comme (IPA)

/ʋɪl/

Étymologie (Anglais)

Hérité de moyen néerlandais: wille

Hérité de Old Dutch: willo

In summary

From Middle Dutch wille, from Old Dutch willo, from Proto-West Germanic *willjō, from Proto-Germanic *wiljô.

Concepts

volonté

gré

volition

vouloir

Synonymes

zin

wens

verlangen

Phrases

Ik wil ook weten wat onze verantwoordelijkheid is .

Je veux aussi savoir quelle est notre responsabilité.

Ik wil iets zeggen over het woord "bescherming”.

Je veux dire quelque chose sur le mot "protection".

Ik wil de commissaris duidelijk maken dat we veel meer moeten doen .

Je tiens à préciser au commissaire que nous devons en faire beaucoup plus.

Ik wil hier nog twee punten aan toevoegen .

Je veux ajouter deux points supplémentaires à cela.

We moeten nagaan of er wel een politieke wil is .

Nous devons vérifier s'il y a une volonté politique.

Ik wil eerst reageren op een aantal opmerkingen .

Je veux d'abord répondre à un certain nombre de commentaires.