last

Signification (Anglais)

Noun

1. (masculine) load, weight
2. (masculine) burden
3. (masculine) hindrance, problem
4. (masculine) expense
5. (masculine) requirement, duty
6. (dated,masculine) a measure of volume, 3 cubic meter

Verb

1. (form-of,indicative,present,second-person,singular,third-person) inflection of lassen:
2. (archaic,form-of,imperative,plural) inflection of lassen:

Concepts

charge

ennui

fardeau

désagrément

empêchement

fatigue

gêne

incommodité

obstacle

peine

sangsue

tyran

vampire

🧛

boulet

embêtement

casse-pied

thorn

croix

difficulté

effort

Synonymes

hinder

lading

vracht

irritatie

wrevel

ergernis

vulling

moeilijkheid

druk

overlast

plicht

bewijslast

opstructie

opstakel

impediment

afschrikmiddel

belemmering

παρενόχληση

beletsel

gewicht

juk

moeite

obsessie

obstakel

onderdrukking

ongemak

Prononcé comme (IPA)

/lɑst/

Étymologie (Anglais)

From Middle Dutch last, from Old Dutch *last, from Proto-Germanic *hlastuz. Equivalent to laden (“to load”) + -st (“verbal noun”).

Phrases

Dat land heeft dus een zware last op zich genomen .

Ce pays a donc pris un lourd fardeau.

Met dit weer heb ik meer last van astma .

Avec ce temps, j'ai plus d'asthme.

Oudere mensen hebben vaker last van eenzaamheid .

Les personnes âgées souffrent plus souvent de solitude.

Hij heeft vaak last van buikkrampen.

Il souffre souvent de crampes abdominales.

Als tiener had hij veel last van acne .

Adolescent, il avait beaucoup d'acné.

Zelfs op die hangbrug had ik geen last van hoogtevrees .

Même sur ce pont suspendu, je n'avais pas peur des hauteurs.

Na een lange reis waarbij je verschillende tijdzones kruist kan je last hebben van een jetlag.

Après un long voyage où vous traversez différents fuseaux horaires, vous pouvez souffrir d'un décalage horaire.