dicht

Signification

Adj

1. closed, shut
2. thick, tight, dense

Adv

1. close, closely
2. closed
3. tightly, densely

Noun

1. (literary,neuter) poem
2. (archaic,literary,neuter) poetry

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,second-person,singular,third-person) inflection of dichten:
2. (form-of,imperative) inflection of dichten:

Prononcé comme (IPA)

/dɪxt/

Étymologie

From Middle Dutch dicht, from Old Dutch *thīht, from Proto-West Germanic *þį̄ht(ī), from Proto-Germanic *þinhtaz. Cognate with English tight and German dicht (“dense”).

Phrases

Doe je de deur dicht als je naar buiten gaat ?

Fermez-vous la porte lorsque vous sortez?

Wist je dat ze elke januari dicht zijn ?

Saviez-vous qu'ils sont fermés en janvier?

De rolluiken zijn nog dicht .

Les volets sont toujours fermés.

Bordeaux ligt in het Zuiden van Frankrijk , redelijk dicht bij Toulouse.

Bordeaux est situé dans le sud de la France, assez près de Toulouse.

Black Jack of eenentwintigen is een kaartspel waarbij je zo dicht mogelijk bij eenentwintig moet zien te geraken .

Black Jack ou One -Rise est un jeu de cartes où vous devez vous rapprocher le plus possible de vingt.