hij

Significado

Third-person singular, masculine, subjective: he

Pronunciado como (IPA)

/ɦɛi̯/

Etimología

From Middle Dutch hi, from Old Dutch hie, hē, from Proto-West Germanic *hiʀ, from Proto-Germanic *hiz. Doublet of ie.

Oraciones

Hij besloot dat het niet genoeg was .

Decidió que no era suficiente.

Hij is een getuige in dat proces .

Es testigo en ese proceso.

Hij had slechte bedoelingen .

Tenía malas intenciones.

Het doet me plezier te zien dat hij zo enthousiast is over zijn nieuwe functie .

Me complace ver que está tan entusiasmado con su nueva posición.

Met andere woorden , hij stemt vóór of na ons .

En otras palabras, vota antes o después de nosotros.

Hij is veroordeeld voor obstructie van het onderzoek .

Ha sido condenado por obstrucción de la investigación.

Hij koestert geen wrok meer .

Ya no aprecia un resort.

Hij had een depressie en was suïcidaal .

Tenía una depresión y era suicida.