thuis

Significado (Inglés)

Adv

at home (at one's dwelling or in one's home area)

Noun

one's home

Conceptos

en casa

🏠

casa

🏠

hogar

🏠

en su casa

Opuesto a

van huis

Sinónimos

tehuis

🏠

huis

🏠

huis-

huizen

naar huis

heem

🏠

Traducciones

home

🏠

zu Hause

🏠

daheim

🏠

Heim

🏠

chez soi

casa

🏠

à la maison

zuhause

em casa

🏠

at home

Zuhause

a casa

lar

🏠

Haus

🏠

evde

Pronunciado como (IPA)

/tœy̯s/

Etimología (Inglés)

Heredado de neerlandés medio: thuus

In summary

From Middle Dutch thuus, contraction of te huus; equivalent to modern te + huis.

Oraciones

Hier voel ik mij thuis .

Aquí me siento como en casa.

Ze had nog een vergadering en was pas laat thuis van het werk .

Ella tuvo otra reunión y llegó tarde al trabajo.

Heb je het nieuwe seizoen van Thuis gezien ?

Have you seen the new season of Home?

Door de staking werk ik morgen van thuis .

Debido a la huelga, trabajo desde casa mañana.

Anna heeft Eva en Fleur uitgenodigd voor een barbecue bij haar thuis .

Anna ha invitado a Eva y Fleur a una barbacoa en su casa.