gaat

Significado (Inglés)

1. (form-of, indicative, present, second-person, singular, third-person) inflection of gaan:
2. (archaic, form-of, imperative, plural) inflection of gaan:

gaan

1. (intransitive) to go, to move from one place to another
2. (intransitive) to leave or depart, to move away
3. (intransitive) to lead (in a direction)
4. (intransitive) to proceed (well or poorly)
5. (auxiliary) Forms the future tense of a verb, similarly to English going to future tense
6. (auxiliary) to start to, begin to, to be going to
7. (copulative, informal) to experience, to take, to feel some way about something

Leer más

Oraciones

Doe je de deur dicht als je naar buiten gaat ?

¿Cierras la puerta cuando sales?

Het raam gaat naar buiten open .

La ventana se abre.

Dat gaat mij eerlijk gezegd een klein beetje te snel .

Para ser honesto, eso me va demasiado rápido.

Het gaat niet alleen om dit verslag .

No se trata solo de este informe.

Het gaat om een kwestie van vertrouwen .

Es una cuestión de confianza.

Heb je enig idee hoe lang dat gaat duren ?

¿Tiene alguna idea de cuánto tiempo llevará?