lelijk

Εννοια (Αγγλικός)

Adj

ugly

Adv

badly

Συνώνυμα

rot

shit

💩

boos

gebelgd

😠

gram

guur

kaal

kwaad

😠

armoedig

beroerd

👎

schamel

schunnig

verbolgen

😠

verstoord

vertoornd

wrevelig

sjofel

slordig

verwaarloosd

vergramd

met opgestoken zeilen

op hoge poten

miezerig

kwade

lui

rot-

boze

shit-

schandaal

schandalig

bedorven

pokken-

kloten-

kut-

vuil

Με παύλα ως

le‧lijk

Προφέρεται ως (IPA)

/ˈleː.lək/

Ετυμολογία (Αγγλικός)

From Middle Dutch leetlijc, lelic. Equivalent to leed (“sorrow”) + -lijk (“-like”). Cognate with Old Saxon lēthlīk, Old High German leidlīh (but modern German leidlich (“tolerable”) is not directly related), Old Frisian lēthlik, Old English lāðlīc (Modern English loathly).