blik

Εννοια (Αγγλικός)

Noun

1. (masculine) a glance
2. (masculine,obsolete) a ray, a beam

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of blikken:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of blikken:
3. (form-of,imperative) inflection of blikken:

Συνώνυμα

conservenblik

dunne metaalplaat

landschap

uitzicht

zicht

bus

🚌

oogopslag

schop

trommel

🥁

kijkje

schep

blikje

vuilblik

doos

📦

ganzerik

kan

tin

trommeltje

bliek

jerrycan

bladmetaal

zijwaartse

aanblik

Προφέρεται ως (IPA)

/blɪk/

Ετυμολογία (Αγγλικός)

From Middle Dutch blic, ultimately from the root of blijken (“to appear”).