boog

Εννοια

Noun

1. (masculine) a bow (ranged weapon)
2. (masculine) an arc
3. (masculine) an arch
4. (masculine) the arch of a foot

Verb

1. (form-of,indicative,past,singular) singular past indicative of buigen
2. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of bogen:
3. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of bogen:
4. (form-of,imperative) inflection of bogen:

Προφέρεται ως (IPA)

/boːx/

Ετυμολογία

From Middle Dutch bōge, from Old Dutch bogo, from Proto-West Germanic *bogō, from Proto-Germanic *bugô.

Προτάσεις

Op dat eiland jaagden de mensen nog met pijl en boog .

Σε αυτό το νησί, οι άνθρωποι εξακολουθούν να κυνηγούν με βέλη και αψίδα.

Met zijn pijl en boog mikte hij op de roos .

Με το βέλος και το τόξο του στοχεύει στο τριαντάφυλλο.