aangroeien

Εννοια (Αγγλικός)

1. (ergative) to increase
2. (intransitive) to grow back

Συνώνυμα

groeien

toenemen

stijgen

verdubbelen

nasynchroniseren

opgroeien

opstapelen

uitbouwen

uitbreiden

verdikken

vergroten

vermeerderen

wassen

🧽

zich verdikken

meer gaan betalen

opslag geven

aandikken

cumuleren

aanwassen

dik worden

gedijen

opeenhopen

Μεταφράσεις

increase

grow

augmenter

redoubler

grossir

augment

accroître

aumentar

accrue

s’accoître

verdoppeln

rise

anwachsen

enlarge

vermehren

Προφέρεται ως (IPA)

/ˈaːŋˌɣrui̯ə(n)/

Ετυμολογία (Αγγλικός)

From aan + groeien.