kans

Bedeutung

1. (feminine) chance
2. (feminine) opportunity
3. (feminine) probability

Geschlecht

♀️ Feminin

Ausgesprochen als (IPA)

/kɑns/

Etymologie

From Middle Dutch canse, borrowed from Old Northern French caance (compare central cheance), from Vulgar Latin *cadentia, from cadere (“to fall”), referring to the falling of dice. Doublet with and cadans, cadens and sjans. Cognate with French chance, English chance.

Sätze

Het vormt een uitdaging en een kans .

Es ist eine Herausforderung und eine Chance.

Wij hopen van harte dat zij deze kans zullen aangrijpen .

Wir hoffen aufrichtig, dass sie diese Gelegenheit nutzen werden.

We moeten nu de kans te baat nemen om de herziening uit te voeren .

Wir müssen jetzt die Chance nutzen, die Revision durchzuführen.

Iedere keer dat je jezelf verbrand vergroot je de kans op huidkanker .

Jedes Mal, wenn Sie sich selbst verbrennen, erhöhen Sie die Wahrscheinlichkeit von Hautkrebs.