enkel

Bedeutung

Adj

1. (not-comparable) single
2. (not-comparable) only, sole

Adv

exclusively, only, solely

Noun

ankle

Mit Bindestrich als

en‧kel

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈɛŋ.kəl/

Etymologie

From Middle Dutch enkel.

Sätze

Integendeel , het is al enkel jaren aan de orde .

Im Gegenteil, es ist seit weniger als Jahren ein Problem.

In het oerwoud ben je enkel op jezelf aangewezen .

Im Dschungel sind Sie nur von sich selbst angewiesen.

Dit zal enkel kunnen leiden tot een nog grotere uitbuiting van de werknemers .

Dies kann nur zu einer noch größeren Ausbeutung von Mitarbeitern führen.

Dat sterrenrestaurant kookt enkel vegetarisch .

Das Star Restaurant kocht nur vegetarisch.

Het mos groeit enkel aan de noordzijde van de boomstam .

Das Moos wächst nur auf der Nordseite des Baumstammes.

Blijf op het voetpad en steek enkel over via een zebrapad .

Bleiben Sie auf dem Fußweg und überqueren Sie nur einen Fußgängerübergang.

De winkel was geplunderd na de soldenperiode en enkel extra small en extra large waren nog beschikbaar .

Das Geschäft wurde nach der Verkaufszeit geplündert und es waren noch extra klein und extra groß.