gelukkig

Bedeutung

Adj

1. happy; generally in life. For momentarily, see blij.
2. pleased, satisfied, fulfilled
3. lucky

Adv

1. luckily
2. thankfully

Mit Bindestrich als

ge‧luk‧kig

Ausgesprochen als (IPA)

/ɣəˈlʏ.kəx/

Etymologie

From Middle Dutch geluckig. Equivalent to geluk + -ig.

Sätze

Men zegt dat geld niet gelukkig maakt .

Es wird gesagt, dass Geld nicht glücklich ist.

Gelukkig heb ik een paraplu bij !

Zum Glück habe ich einen Regenschirm!

Gelukkig hebben we de tijd van het kolonialisme achter ons gelaten .

Glücklicherweise haben wir die Zeit des Kolonialismus hinter uns gelassen.

Gelukkig raakte er niemand gewond , maar er was aanzienlijke materiële schade .

Glücklicherweise wurde niemand verletzt, aber es gab erhebliche Materialschäden.

Gelukkig wordt ons werk steeds concreter, wij nemen nu ook echte maatregelen .

Glücklicherweise wird unsere Arbeit immer konkreter, wir ergreifen jetzt auch echte Maßnahmen.

Gelukkig kan je de moeilijkheid van het spel instellen .

Glücklicherweise können Sie die Schwierigkeit des Spiels festlegen.

Gelukkig zullen de ja-stemmers volgens de opiniepeilingen in de meerderheid zijn .

Glücklicherweise werden die JA -Wähler nach den Meinungsumfragen in der Mehrheit sein.