bekwaam

Bedeutung (Englisch)

Adj

capable, competent

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of bekwamen:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of bekwamen:
3. (form-of, imperative) inflection of bekwamen:

Konzepte

fähig

geschickt

imstande

gewandt

geübt

anstellig

begabt

fix

tüchtig

behende

kompetent

sachkundig

befähigt

klug

kunstvoll

schlau

erfahren

gescheit

imstand

bewandert

bequem

Synonyme

handig

capabel

behendig

vaardig

bedreven

kundig

competent

hebben

in staat

mogelijkheid

om

te

vakkundig

begaafd

bevoegd

comfortabel

de

geoefend

geschikt

Mit Bindestrich als

be‧kwaam

Ausgesprochen als (IPA)

/bəˈkʋaːm/

Etymologie (Englisch)

Geerbt von Mittelniederländisch: bequaem

Verwandt mit Deutsch: bequem

In summary

From Middle Dutch bequaem, from Proto-Germanic *bi-quēmi-, *bikwemaną. Doublet of bekomen. Cognate with German bequem.