losmaken

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to make loose, to undo, unfasten
2. (transitive) to buy all the wares from, to buy until the seller is out of stock
3. (reflexive) to cut ties (with), extricate oneself

Teenoorgestelde van

vastmaken

Sinonieme

losbinden

losknopen

afhaken

afbinden

uitzenden

ontvlekken

afkoppelen

ontkoppelen

ontbinden

detacheren

zich losmaken

bevrijden

demonteren

ontketenen

ontmantelen

ontwarren

ontrafelen

loskomen

Vertalings

untie

détacher

défaire

desatar

çözmek

desatar

açmak

losmachen

disfare

unfasten

soltar

entbinden

lösen

délier

loose

Uitgespreek as (IPA)

/ˈlɔsˌmaː.kə(n)/

Etimologie (Engels)

From los + maken.