overval

Betekenis (Engels)

Noun

robbery, hold-up

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of overvallen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of overvallen:
3. (form-of,imperative) inflection of overvallen:

Koppelteken as

over‧val

Uitgespreek as (IPA)

/ˈoː.vərˌvɑl/

Etimologie (Engels)

From Middle Dutch overval. Equivalent to a deverbal from overvallen. Equivalent to over- + val (“fall”).