dik

Betekenis (Engels)

Adj

1. thick
2. fat
3. (Netherlands, slang) cool, nice

Adv

1. fatly, thickly
2. well, rather, considerably

Teenoorgestelde van

slank, dun

Sinonieme

dikke

gezet

lijvig

dicht

vet

corpulent

gebonden

gezette

omvangrijk

vlezig

papperig

brijachtig

droesem

mollig

rond

struis

vette

vettig

vruchtbaar

volslank

dikvloeibaar

Vertalings

thick

dick

épais

gros

espesso

fat

grosso

fett

spesso

grueso

gordo

gras

stout

grosso

Uitgespreek as (IPA)

/dɪk/

Etimologie (Engels)

Geërf van Middle Dutch: dicke

Geërf van Old Dutch: *thicki

In summary

From Middle Dutch dicke, from Old Dutch *thicki, from Proto-West Germanic *þikkwī, from Proto-Germanic *þekuz, from Proto-Indo-European *tégus.