donker

Betekenis (Engels)

Adj

dark

Noun

darkness, the dark

Sinonieme

duister

duisternis

somber

zwart

duisterheid

mat

melancholiek

mistroostig

naargeestig

obscuriteit

betrokken

onbekend

schemerachtig

schemerig

triest

triestig

troosteloos

weemoedig

worden

zwaarmoedig

obscuur

bewolkt

☁️

donkerte

droefgeestig

Koppelteken as

don‧ker

Uitgespreek as (IPA)

/ˈdɔŋ.kər/

Etimologie (Engels)

From Middle Dutch donker, dunker, from Old Dutch *dunkar, from Proto-Germanic *dunkalaz, *dunkaraz.

Sinne

Hij voelde zich niet op zijn gemak in het donker .

He wasn't comfortable in the dark.

De lichtjes gingen automatisch aan toen het donker werd .

The lights turned on automatically when it got dark.