gebied

(Engels)

Noun

1. (neuter) area, region
2. (neuter) domain, subject area
3. (neuter, obsolete) order, commandment

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of gebieden:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of gebieden:
3. (form-of, imperative) inflection of gebieden:

gebieden

• Verb
• Noun

Lees meer

Uitgespreek as (IPA)

/ɣəˈbit/

Etimologie (Engels)

Geërf van Middle Dutch: gebiet

Verwante met Duits: Gebiet

In summary

From Middle Dutch gebiet. Cognate with and semantically influenced by German Gebiet.

Sinonieme

regio

streek

landstreek

gewest

territorium

grondgebied

omgeving

oppervlakte

land

terrein

sfeer

bol

kring

⭕

territoir

vak

district

verspreidingsgebied

zone

areaal

ban

kloot

vakgebied

kanaal

kanton

kwartier

natie

platteland

provincie

springveer

staat

stelsel

veld

wijk

contreien

ressort

Sinne

Op dit gebied gaan de zaken dus de goede kant op .

So things are moving in the right direction here.

Op dat gebied is het probleem niet verbeterd .

In that area, the problem has not improved.

Daarom is er weinig expertise op dit gebied .

Expertise is therefore rare.

Er moet op dit gebied verdere actie worden ondernomen .

Further action is needed in this area.

Op het gebied van de rechten van familieleden zijn er zeer belangwekkende ontwikkelingen .

As regards the rights of family, there are some very interesting changes in this area.

Als eerste noem ik de veel voorkomende problemen op het gebied van begrotingssteun.

Firstly, there is often the problem of budget support.