bakker

Betekenis (Engels)

baker (person who bakes and sells bread, etc)

Sinonieme

bakkerij

bakkerswinkel

broodmachine

Vertalings

Bäcker

boulanger

baker

panadero

padeiro

fornaio

panettiere

αρτοποιός

forner

pistor

panettiera

boulangère

φούρναρης

flequer

Uitgespreek as (IPA)

/ˈbɑ.kər/

Etimologie (Engels)

Geërf van Middle Dutch: backer

Geërf van Old Dutch: *bakar

In summary

From Middle Dutch backer, from Old Dutch *bakar, *baker, from Proto-Germanic *bakārijaz.

Sinne

Ellen gaat iedere ochtend brood bij de bakker en vlees bij de slager halen .

Ellen goes to the bakery every morning to get bread and meat from the butcher.

De bakker had verse kersentaart gemaakt .

The baker had made fresh cherry pie.