afsluiten

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to close off, seal
2. (transitive) to conclude, to end, to terminate

Sinonieme

beëindigen

🔚

afmaken

eindigen

🔚

besluiten

ophouden

stoppen

🛑

uitmaken

voleindigen

op slot doen

stilleggen

belemmeren

toedoen

versperren

dichtdoen

dichtmaken

sluiten

stuwen

afdammen

aangaan

contracteren

einde

aflaten

voltooien

aflopen

uitscheiden

uitlopen

beeindigen

verlopen

uitraken

finaliseren

isoleren

uitgaan

afronden

wijken

stelpen

sterven

💀

barricaderen

afzonderen

stopzetten

afwerken

een streep halen door

vereffenen

afbreken

salderen

tegenhouden

🛑

ten einde lopen

culmineren

termineren

dooddoen

oprijen

uitzetten

heengaan

ombrengen

🔪🩸👤

omheinen

omsluiten

opbreken

opheffen

doorstrepen

opmaken

doorhalen

schrappen

doden

🔪🩸👤

staken

Koppelteken as

af‧slui‧ten

Uitgespreek as (IPA)

/ˈɑfslœy̯tə(n)/

Etimologie (Engels)

From af + sluiten.

Sinne

Wij hebben de werkzaamheden niet kunnen afsluiten met een eindresolutie over een overeenkomst .

We were not able to conclude the work with a final resolution on an agreement.