aandoen

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to turn on (e.g. a light)
2. (transitive) to put on (clothes), don
3. (copulative) to rouse an impression, strike oneself as
4. (transitive) to engender, cause
5. (transitive) to affect, harm (such as a disease to a body part)
6. (transitive) to visit (a place)

Teenoorgestelde van

uitdoen, uitzetten, uittrekken

Sinonieme

aantrekken

opleggen

inschakelen

opbrengen

aansteken

aandraaien

schakelen

stichten

aanrichten

teweegbrengen

aanbrengen

veroorzaken

veraccijnzen

uitstijgen

verdrijven

uitlopen

uitgaan

uitschrijven

verlenen

steken

stellen

opzetten

leggen

toekennen

houden

uitkomen

bewegen

uitstappen

doen

uittreden

aangeven

✋

plaatsen

belasting heffen op

forceren

belasten

dwingen

geduwd worden

geven

aanreiken

beleggen

aanslaan

noodzaken

doorbrengen

aanbotsen

benadelen

schenken

onrecht doen

opdringen

toebrengen

stoppen

🛑

Vertalings

antun

anziehen

ligar

🔗

put on

bewirken

verursachen

turn on

accendere

vestir

veranlassen

zufügen

acender

anlegen

mettre

Uitgespreek as (IPA)

/ˈaːndun/

Etimologie (Engels)

From aan + doen.