aangrijpen

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to suddenly grasp, to seize (to quickly take hold of)
2. (transitive) to seize (an opportunity), to take advantage
3. (transitive) to move, to stir (arouse strong feelings in)
4. (transitive) (military) to attack

Sinonieme

ontroeren

aanvallen

👊

bewegen

aantasten

tackelen

grijpen

vastgrijpen

bemachtigen

attaqueren

👊

omsluiten

halen

vastpakken

vatten

omvatten

ontzetten

⚡

vangen

beetkrijgen

inslaan

overvallen

pakken

beetnemen

roeren

schudden

teisteren

verroeren

waarnemen

wrikken

aandoen

zich aanstellen

aanranden

agiteren

bemerken

confisqueren

gewaar worden

in beslag nemen

konfiskeren

merken

omzetten

ophitsen

opruien

opschudden

opstoken

opwinden

overbrengen

overplaatsen

raken

schokken

treffen

verbeurd verklaren

verleggen

Vertalings

move

angreifen

👊

ergreifen

seize

affect

grasp

rühren

saisir

stir

bewegen

greifen

grab

befallen

assault

ausfallen

Uitgespreek as (IPA)

/ˈaːŋɣrɛi̯pə(n)/

Etimologie (Engels)

Geërf van Middle Dutch: aengripen

In summary

From Middle Dutch aengripen. Equivalent to aan + grijpen.

Sinne

Wij hopen van harte dat zij deze kans zullen aangrijpen .

We very much hope they will seize this opportunity.