aanbinden

Betekenis (Engels)

1. (also, transitive) to commence, to engage in, to initiate
2. (transitive) to affix (something) to something else, to bind

Sinonieme

beginnen

aanvangen

starten

binden

meren

vastbinden

vastleggen

onderbinden

tuigeren

aansluiten

aansnijden

aanspreken

aanvatten

aan wal komen

beginnen met

bepalen

bevestigen

een aanvang nemen

enteren

fixeren

inzetten

landen

stoten op

toespreken

toetreden

vasthaken

vastmaken

vaststellen

verbinden

zich stoten aan

instellen

entameren

aanbranden

van start gaan

aanhaken

🪝

aankaarten

aanklampen

aanknopen

aan komen lopen

aanlanden

aan land gaan

aanpakken

Vertalings

beginnen

anfangen

start

commencer

começar

commence

iniciar

begin

comenzar

anbrechen

cominciare

començar

başlamak

moor

attacher

Uitgespreek as (IPA)

/ˈaːnˌbɪn.də(n)/

Etimologie (Engels)

Geërf van Middle Dutch: aenbinden

In summary

From Middle Dutch aenbinden. Equivalent to aan + binden.