verwittern

Betekenis (Engels)

1. (intransitive,weak) to erode
2. (transitive,weak) to overhaul the smell of a place to lure or scare wild animals

Sinonieme

dem Wetter aussetzen

verwittern lassen

zerfallen

auswittern

verfaulen

vermodern

verrosten

verrotten

zerfressen

zerlegen

in Verfall geraten

einrosten

zugrunde gehen

korrodieren

rosten

verfallen

Uitgespreek as (IPA)

[fɛʁˈvɪtɛʁn]

Etimologie (Engels)

ver- + wittern, from Middle High German witeren, from Middle High German weter, from Old High German wetar. From Proto-Germanic *wedrą (“weather”), eventually from Proto-Indo-European *wedʰrom.